Ik ben begonnen te fotograferen in Tanger omdat fotograferen in Tanger onmogelijk is. De bewoners van de stad zijn zich bewust van de camera nog voordat ze de camera zien. Ze leken een zesde zintuig te hebben voor het opdringerige, penetrerende, invasieve stuk technologie. De camera als vijand. Wegstoppen, dat ding. Mijn fotografie begon op de dag dat we de sleutels van ons appartement kregen in Tanger. We bezochten winkels, bouwplaatsen, markten om inkopen te doen voor ons nieuwe onderkomen. Ik had altijd een camera bij me, voor het geval dat. Het leverde al snel “geinige plaatjes,” op; ik begon me te verdiepen in hoe fotografen als Arbus, Meyerowitz en Winogrand hun beelden maakten. Het was hun energie die me aantrok, een energie die ontstaat in de jacht op het vastleggen van dat “momen.” Alleen bleek Tanger niet echt een stad te zijn waar mensen op een man met een camera zaten te wachten, en dat terwijl de stad van ‘s ochtends vroeg tot diep in de nacht levendig, chaotisch en verrassend is – een zee van momenten.
Ik maakte ook veel foto’s met de Iphone. Al snel bleken de foto’s van de Iphone intiemer te zijn dan de foto’s van het foto-apparaat. Ik ontdekte de handige app Tintype die de voor mij dubbele natuur van de stad goed trof. Een stad die zich niet laat fotograferen, een stad die erom schreeuwt gefotografeerd te worden. Uit ervaringen van doorgewinterde fotografen maakte ik op dat in Tanger straatfotografie moeilijk, zo niet onmogelijk is. In het begin was dat ook wat ik meemaakte. Mensen doken weg, keken argwanend. Ik kwam met weinig materiaal thuis. Na verloop van tijd, toen ik meer en meer gesetteld was in de stad, ontdekte ik dat het nieuwe van mijn aanwezigheid er vanaf was. Ik begon op te gaan in de meute. Ik werd onzichtbaar. Ik ontdekte dat ik dichterbij kwam omdat ik zelf ook deel was geworden van de straat. Ik kon soms urenlang zitten aan een cafe, niemand die me lastig viel, de telefoon nonchalant in de hand en wanneer ik een kans zag, dan leek die me die toegeworpen te worden. Ik ging met mijn gezin op pad, naar het overvolle strand, naar de overvolle markt, naar de overvolle winkelstraat en kon, vanuit de heup, m’n beelden schieten. Ik ontdekte dat de mensen van Tanger aan het begin van de week anders zijn dan aan het einde van de week. Ik ontdekte dat er specifieke dagen dat zijn dat de mensen van Tanger prachtig in het beeld vallen, en dat er dagen zijn dat ze uit het beeld vallen. Dat alles heel subtiel want de stad is blind. Ik ontdekte ook dat de bewoners dingen op hun eigen manier doen. Ik zorgde ervoor dat ik mijn telefoon altijd in de hand had. Altijd. Want het onverwachte slaat hier als een vuistslag toe. Je moet klaarwakker zijn om duizelig te kunnen worden van de klap. Ik stond met een vriend wat te praten aan de voet van de sta en zag een man over een muurtje klimmen, op het muurtje zat een man. Het had iets van een scene uit een slapstickfilm van Buster Keaton. De man die op zijn gemak zit, de andere man die klimt, alsof zijn leven er vanaf hangt. De alledaagsheid van deze stad, daar druipt het dikke, romige vet van de poëzie vanaf. Wanneer ik door Tanger loop denk ik aan deze regels van Lucebert die voor mij het verhaal dat ik wil vertellen met mijn beelden het best uitdrukken:
ik tracht op poëtische wijze
dat wil zeggen
eenvouds verlichte waters
de ruimte van het volledig leven
tot uitdrukking te brengen
De ruimte van het volledige leven is precies wat me in Tanger aanspoelt.
Abdelkader Benali